
Rond 700 brak er op het Iberische schiereiland
(Spanje) een burgeroorlog uit onder de Visigotische edelen. Een van de vechtende
partijen vroeg aan de Berbers in Noord-Afrika om bijstand in de strijd te
leveren. In 711 vielen dan de Berberse legers onder leiding van generaal Tariq ibn Zijad Spanje binnen. Op dat moment werd de Visigotische
koning Roderik vermoord en zijn land viel uiteen. De Moren zagen hun kans
schoon om land te verwerven en wisten voor 718 bijna geheel Spanje en het
zuiden van Portugal te bezetten. De islamitische verovering bracht het
schiereiland grotendeels onder islamitische heerschappij. Onder het bestuur van
het Kalifaat Granada kende het nieuwe Al-Andalus grote welvaart maar tussen
1002 en 1031 viel het kalifaat uiteen in kleine taifa-rijkjes. Ondertussen
waren in het noorden van Spanje een aantal kleine landjes ontstaan, Castilië,
León, Aragón, Navarra, Portugal en Catalonië, elk met zijn eigen koning. Vanaf
dan ontstaat de “reconquista”, de herovering van Spanje door de katholieke
koningen. In 1085 bezet de Castiliaanse koning de oude hoofdstad Toledo.
Vanaf dan veroveren de katholieke koningen terug delen van Spanje om in 1280 het gehele
schiereiland in christelijke handen te krijgen. Alleen Taifa
Granada bleef islamitisch onder Moors bestuur.
In 1492 wisten de katholieke koningen van
Castillië en Aragón, na bijna 800 jaar Islamitische bezetting, het allerlaatste
Moorse bolwerk, Granada, in te nemen en de Islam uit het schiereiland te
verdrijven.
Om deze gebeurtenissen
te herdenken worden er op veel plaatsen in Spanje jaarlijkse optochten en
gevechten gehouden. Een strijd die overigens niet ophield toen de Reconquista
voorbij was. Maar die nog doorging door de aanvallen van Berberse piraten op de
Spaanse kusten tot ver in de zeventiende eeuw.
De Fiestas de Moros y Cristianos zijn feesten
met een lange traditie. Zelfs vóór het einde van de Reconquista bestonden er al
Moren en christenen feesten. Zo werd in 1150 in Lérida, in 1426 in Murica en in
1463 in Jaén een overwinningsfeest gevierd. Het oudste Moren en christenen
feest zoals we het nu kennen is dat van Caudette en dateert uit 1588. Dit feest
is door vele steden en dorpen als inspiratiebron gebruikt toen zij een Moros y
Cristianos feest gingen organiseren.
Het is een feest met een groot historisch en
religieus gehalte. Elk dorp of stad vertelt in zijn Moren en christenen feest
het verhaal over de strijd van de christenen tegen de Moren in hun eigen omgeving,
meestal worden deze feesten gehouden op de naamdag van de beschermheilige.
De feesten beginnen met de “Entrada Cristiana”,
de binnenkomst van de christenen, en de “Entrada Mora”, de binnenkomst van de
Moren. Binnen de groep van de Moren en
de christenen heb je de verschillende “comparsas”, dit zijn groepen meestal ontstaan
uit lokale verenigingen, die in typische klederdracht in de optochten
meelopen. Zij kunnen ook labradores (arbeiders)
of contrabandistas (smokkelaars), pescaors (vissers), bandoleros (bandieten), pirates
(piraten) of gitanos (zigeuners) uitbeelden.
De hoofdman of hoofdvrouw geeft met wild
zwaaien van een zwaard het ritme en tempo aan, soms houden ze even halt om een
dansje uit te voeren of een schijngevecht te leveren. De optochten worden
begeleid door de plaatselijke fanfares of door lokale muziekgroepen welke de
pasadobles of marsmuziek spelen op trompetten, trommels, tamboerijnen en
fluiten.
Aan het einde van elke optocht loopt de koning
of de sultan, soms wuivend naar het publiek vanaf een grote praalwagen. Na de
optocht trekken de “comparsas” zich terug in hun hoofdkwartieren om verder te
feesten.
Tijdens de eerste dagen van de feesten
veroveren de Moren het kasteel, heeft het dorp of stad geen kasteel dan timmeren
de Spanjaarden er wel eentje in elkaar op het centrale plein.
Het feest wordt afgesloten met de herovering
van het kasteel door de christelijke troepen, een herovering die gepaard gaat
met een grote oorlog tussen de christenen en de Moren. Zoals het verhaal het
wil is de eindzegen altijd voor de christenen.