Artikel geschreven voor de Costakrant editie 71.
Jaime Jose Cayetano Alfonso, bijgenaamd Jaime
"El Barbudo" (den baard) werd geboren op 26 oktober 1783, volgend een
bron in Elche, volgens een andere bron in Denia. Hij was de zoon van Jaime Alfonso
Juan en María Antonia Juan Carrillo.
Jaime "El Barbudo" was een
struikrover wiens wandaden nu nog worden verteld in de streek tussen Murcia en
Alicante. Als jonge knaap werkte hij als knecht op een boerderij in
de landbouw en de veeteelt. Op 23 jarige leeftijd, in 1806, pleegde hij uit
zelfverdediging zijn eerste moord.
In Catral leefde in die tijd de beroemde
bandiet "El Zurdo" een meedogenloze misdadiger, rover en
bendehoofdman. Op een dag probeerde El Zurdo met zijn bende druiven te stelen
op de boerderij waar Jaime werkte maar deze gaf zich niet zo snel gewonnen en
schoot El Zurdo met zijn geweer een kogel recht in de borst. El Zurdo stierf
ter plaatse en zijn bendeleden sloegen op de vlucht.
Hierop vluchtte Jaime naar het bergachtige
gebied van Alicante, Murcia en Albacete om aan het gerecht te ontsnappen. De
burgemeester van Catral beloofde hem een correct proces maar Jaime geloofde er
niet veel van en vreesde ook de wraak van de oude bendeleden van El Zurdo.
Zo begon Jaime "El Barbudo" zijn
leven als misdadiger.
Echter tijdens de invasie van Napoleon in
Spanje, tussen 1808 en 1814, vocht Jaime mee tegen de Fransen. Als gevolg van
dit feit werd hij later door de rechtbank ontheven van zijn straffen en keerde hij
terug naar het burgerleven.
Maar door de bevolking werd Jaime scheef
bekeken en hij geraakte niet aan werk om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Gekweld door honger keerde Jaime terug naar de bergen om het gemakkelijke leven
van rover te hervatten. Tijdens het bewind van Ferdinand VII, werd hij een ware
held bij de arme bevolking. Hij overviel konvooien en rijke reizigers op de
wegen tussen Elche, Crevillente, Villena en Murcia. Het gerecht plaatste op
zijn hoofd een waarde van drieduizend duros (15000 peseta) voor wie hem aan het
gerecht kon overleveren. Maar Jaime was een meester in vermommingen en bleef de
streek domineren. Zijn vrijmoedigheid ging zover dat hij in Jumilla in 1822,
samen met 30 andere bandieten, de gevangenis overviel en alle gevangenen liet
ontsnappen. Dikwijls verdeelde hij de gestolen goederen onder de armen van de
streek wat hem bij de arme burger een heldenstatus opleverde. Zijn naam
was alom bekend en men vertelde dat hij in die tijd de hoofdman was van
meer dan 200 “volgelingen”.
Het was de belofte van kwijtschelding van
schulden als hij zou samenwerken met het gerecht wat hem tenslotte de das om
deed. Na een hinderlaag werd hij gearresteerd in Murcia in 1824. Zelfs zijn
verzoek om te profiteren van de door het Parlement verleende amnestie op 18
februari 1823 redde hem niet van de galg waar hij op het schavot, opgericht op
het Plaza de Santo Domingo, werd opgehangen in de ochtend van 5 juli 1824. Zijn
executie moest ook iedereen afschrikken die het bandietenpad wilden bewandelen.
Zijn ledematen werden uiteengereten en in ijzeren kooien opgehangen aan palen
en tentoon gesteld in de dorpen waar hij zijn misdaden had begaan, Denia, Sax,
Fortuna, Jumilla en Abanilla. Zijn hoofd werd tentoongesteld in zijn officiële
geboorteplaats Elche.
De legende gaat dat er nog steeds schatten van
zijn rooftochten verborgen zijn in de grotten in de bergen rond Crevillente. Zo
gaat het gerucht dat Jaime een hond had getraind en wanneer hij floot, het dier
een touwladder liet zakken om de bandiet zo toegang te verschaffen tot zijn hoger
gelegen grotwoning.
Jaime "El Barbudo" is uitgegroeid tot
een historische mythe, een legende gemengd met een dosis werkelijkheid.