29 mei 2017

Jaime Jose Cayetano Alfonso een struikrover uit deze regio.

Artikel geschreven voor de Costakrant editie 71.
Jaime Jose Cayetano Alfonso, bijgenaamd Jaime "El Barbudo" (den baard) werd geboren op 26 oktober 1783, volgend een bron in Elche, volgens een andere bron in Denia. Hij was de zoon van Jaime Alfonso Juan en  María Antonia Juan Carrillo.
Jaime "El Barbudo"  was een struikrover wiens wandaden nu nog worden verteld in de streek tussen Murcia en Alicante. Als jonge knaap werkte hij  als knecht op een boerderij  in de landbouw en de veeteelt. Op 23 jarige leeftijd, in 1806, pleegde hij uit zelfverdediging zijn eerste moord.
In Catral leefde in die tijd de beroemde bandiet "El Zurdo" een meedogenloze misdadiger, rover en bendehoofdman. Op een dag probeerde El Zurdo met zijn bende druiven te stelen op de boerderij waar Jaime werkte maar deze gaf zich niet zo snel gewonnen en schoot El Zurdo met zijn geweer een kogel recht in de borst. El Zurdo stierf ter plaatse en zijn bendeleden sloegen op de vlucht.
Hierop vluchtte Jaime naar het bergachtige gebied van Alicante, Murcia en Albacete om aan het gerecht te ontsnappen. De burgemeester van Catral beloofde hem een correct proces maar Jaime geloofde er niet veel van en vreesde ook de wraak van de oude bendeleden van El Zurdo.
Zo begon Jaime "El Barbudo"  zijn leven als misdadiger.
Echter tijdens de invasie van Napoleon in  Spanje, tussen 1808 en 1814, vocht Jaime mee tegen de Fransen. Als gevolg van dit feit werd hij later door de rechtbank ontheven van zijn straffen en keerde hij terug naar het burgerleven. 
Maar door de bevolking werd Jaime scheef bekeken en hij geraakte niet aan werk om in zijn levensonderhoud te voorzien. Gekweld door honger keerde Jaime terug naar de bergen om het gemakkelijke leven van rover te hervatten. Tijdens het bewind van Ferdinand VII, werd hij een ware held bij de arme bevolking. Hij overviel konvooien en rijke reizigers op de wegen tussen Elche, Crevillente, Villena en Murcia. Het gerecht plaatste op zijn hoofd een waarde van drieduizend duros (15000 peseta) voor wie hem aan het gerecht kon overleveren. Maar Jaime was een meester in vermommingen en bleef de streek domineren. Zijn vrijmoedigheid ging zover dat hij in Jumilla in 1822, samen met 30 andere bandieten, de gevangenis overviel en alle gevangenen liet ontsnappen. Dikwijls verdeelde hij de gestolen goederen onder de armen van de streek wat hem bij de arme burger een heldenstatus opleverde. Zijn naam was  alom bekend en men vertelde dat hij in die tijd de hoofdman was van meer dan 200 “volgelingen”.
Het was de belofte van kwijtschelding van schulden als hij zou samenwerken met het gerecht wat hem tenslotte de das om deed. Na een hinderlaag werd hij gearresteerd in Murcia in 1824. Zelfs zijn verzoek om te profiteren van de door het Parlement verleende amnestie op 18 februari 1823 redde hem niet van de galg waar hij op het schavot, opgericht op het Plaza de Santo Domingo, werd opgehangen in de ochtend van 5 juli 1824. Zijn executie moest ook iedereen afschrikken die het bandietenpad wilden bewandelen. Zijn ledematen werden uiteengereten en in ijzeren kooien opgehangen aan palen en tentoon gesteld in de dorpen waar hij zijn misdaden had begaan, Denia, Sax, Fortuna, Jumilla en Abanilla. Zijn hoofd werd tentoongesteld in zijn officiële geboorteplaats Elche.
De legende gaat dat er nog steeds schatten van zijn rooftochten verborgen zijn in de grotten in de bergen rond Crevillente. Zo gaat het gerucht dat Jaime een hond had getraind en wanneer hij floot, het dier een touwladder liet zakken om de bandiet zo toegang te verschaffen tot zijn hoger gelegen grotwoning.
Jaime "El Barbudo" is uitgegroeid tot een historische mythe, een legende gemengd met een dosis werkelijkheid.