Er was eens een man die drie zonen had. De twee oudsten waren listig en geniepig en de jongste zoon beschouwden ze als oliedom. De jongste was vaak het mikpunt van spot van de twee anderen. Dat begon op den duur de vader danig op de zenuwen te werken. Vooral omdat hij er ook van overtuigd was dat zijn jongste zoon te dom was om te werken. Ten einde raad besteedde hij hem dus maar uit bij een rijke boer die een grote kudde schapen en geiten bezat. Als herder kan hij niet veel misdoen, dacht de vader bij zichzelf. Ook wanneer je er de hele dag zit bij te suffen, grazen die beesten toch!
Dus werd de jongste zoon herder bij de rijke boer, waar hij het erg naar zijn zin had omdat hij eindelijk verlost was van zijn kwelduivels.
Toen hij een jaar als herder gewerkt had, kwam er op een dag een oud vrouwtje naar hem toe. "Wel, lieve jongen!" zei ze. "Hoe komt het dat uitgerekend jij hier schapen en geiten moet hoeden?"
"Omdat mijn broers mij dom vinden en mijn vader denkt dat ik twee linkerhanden heb."
"Heb je een goede baas en krijg je voldoende te eten hier?"
"De boer en de boerin zijn heel goed voor mij," zei de jongen. "Iedere dag eet ik drie keer mijn buikje rond en bovendien heb ik een mooi kamertje boven in de schaapskooi."
"Zo!" zei het oude vrouwtje met een glimlach. "Is er iets wat nog aan dit geluk ontbreekt?"
"Een doedelzak!" zei de jongen meteen, want daar droomde hij allang van.
"Die krijg je van mij!" zei het oude vrouwtje. En als bij toverslag haalde ze een doedelzak tevoorschijn. Alsof ze hem ergens uit de lucht had geplukt.
"Veel geluk ermee!" zei het oude vrouwtje. En toen ging ze weg.
Nauwelijks was ze verdwenen of de jongen wilde even de doedelzak uitproberen. Meteen begonnen de lammetjes op de weide te dansen en daarna de jonge geitjes. En toen de jongen maar stug bleef voortspelen en met de minuut vaardiger werd in zijn omgang met het instrument, ging de hele kudde meedoen! Toen de jongen geen adem meer had, hield hij op met spelen en de hele kudde viel bekaf maar gelukkig in het gras.
En zo ging dat voortaan iedere dag. De jongen bekwaamde zich op de doedelzak, de kudde danste. En niet zonder enig resultaat! Het dansen scheen de dieren op een wonderlijke manier goed te doen. Ze groeiden als kool, blaakten van gezondheid en zaten goed in hun vel en hun vlees.
De andere herders verbaasden zich hierover zeer. Welke duivelskunsten haalde die jongen toch uit met zijn kudde? Op een dag gingen een paar van die herders de jongen bespieden om te zien wat hij precies deed. Tot hun verbijstering zagen ze de hele kudde dansen! De herders gingen meteen aan de rijke boer vertellen wat ze op de graasweide gezien hadden.
"Een doedelzak?" vroeg de rijke boer. "Een dansende kudde?"
"Volwassen geiten en schapen die de horlepiep en de polka dansen!" zeiden de herders.
"Dat kan ik niet geloven!" zei de rijke boer en hij ging meteen zijn herder opzoeken.
"Goedemiddag, jongen," zei hij vriendelijk. "Waarom liggen al die schapen neer in het gras?"
"Ze rusten uit," zei de jongen.
"Uitrusten? Van wat dan?"
"Als ik op mijn doedelzak speel, beginnen ze te dansen," zei de jongen. "Daar kunnen ze nauwelijks genoeg van krijgen!" - "Laat dat dan maar eens zien!" zei de rijke boer. De jongen pakte zijn doedelzak en voor de verbaasde ogen van de rijke boer stonden de schapen en de geiten een voor een op uit het gras en begonnen ze te dansen. Na een tijdje kreeg de boer zelf ook de kriebels in zijn benen en even later danste hij lustig mee!
Toen de jongen eindelijk ophield met spelen, lag de boer uitgeteld in het gras. Na een tijdje krabbelde hij overeind, schudde zijn hoofd en zei: "Dit moet ik aan de vrouw vertellen!"
Het duurde niet lang of de boerin dook op en riep al van ver: "Wat is dat hier allemaal voor gekkigheid? Een doedelzak? Dansende schapen?" Ze geloofde geen woord van het verhaal van haar man, want ze was al meer dan twintig jaar met hem getrouwd en in de loop der jaren waren er wel meer verhalen geweest die niet klopten.
Zonder er een woord aan vuil te maken, klemde de jongen de doedelzak onder zijn rechterarm en begon te blazen. Weldra was de hele kudde vrolijk aan het rondspringen en tussen de dieren in hoste de boerin mee, of ze nu wilde of niet!
"Wel?" vroeg de boer, toen zijn vrouw snakkend naar adem en met hoogrode wangen thuiskwam.
"Dit is toverij!" De boerin duwde een vuist in haar zij. "Wie heeft er ooit gehoord van een doedelzak die schapen en geiten deed dansen?"
De boer zette een heel ernstig gezicht op en knikte.
"De andere boeren roddelen erover," zei de boerin.
"Ze zijn natuurlijk jaloers omdat onze kudde er zo goed uitziet!" zei de boer. Het klonk zwak.
"Die jongen moet weg," zei de boerin. "Hij speelt onder één hoedje met de duivel."
En zo moest de jongen nog diezelfde dag zijn schaarse spullen pakken en vertrekken.
De boer en de boerin zouden weldra spijt krijgen van hun besluit, want in de volgende dagen kwijnden de schapen en de geiten weg van verdriet omdat ze de jongen en zijn muziek misten.
Ondertussen was die allang op weg naar huis. Toen hij daar aan zijn vader en zijn twee broers vertelde wat hem overkomen was, begonnen zijn broers te lachen als gekken. "Een doedelzak! Dansende schapen!" Ze brulden het uit en riepen: "Hoe verzint hij het, hoe verzint hij het?"
De vader zei: "Het is duidelijk dat mijn jongste voor niets deugt. Dus wordt het tijd dat jullie twee eens een eerlijke boterham gaan verdienen!"
De volgende morgen stuurde de vader de oudste zoon naar het dorp om appels te verkopen. Onderweg kwam hij een oud vrouwtje tegen dat vroeg: "Zo, jongeman, wat mag er wel in die mand zitten?"
"Ratten, alleen maar ratten!" zei de oudste zoon korzelig. Want hij was bang dat het oude vrouwtje hem een appel zou vragen. "Dan zullen het ook ratten zijn!" zei het oude vrouwtje. Toen de oudste zoon in het dorp kwam en zijn appels wilde verkopen, bleken er alleen maar... vieze ratten in zijn korf te zitten! Van de dorpelingen kreeg hij daarop een flink pak rammel en bont en blauw geslagen keerde hij terug naar huis.
De volgende dag stuurde de vader zijn tweede zoon op pad om in het dorp sinaasappelen te gaan verkopen. Die kwam op zijn beurt het oude vrouwtje tegen, dat vriendelijk vroeg: "En, wat mag er wel in jouw mand zitten, jongeman? "
"Vogels," zei de tweede zoon kortaf, "alleen maar vogels!" Want hij was bang dat het oude vrouwtje hem een sinaasappel zou vragen.
"Vogels zullen het zijn!" zei het oude vrouwtje.
En toen de tweede zoon in het dorp aankwam en zijn mand opende, steeg er een vlucht vogels meteen op uit de mand. Op een paar tellen was hij zijn koopwaar kwijt en moest hij met lege handen terug naar huis.
Toen zei de jongste zoon tot zijn vader: "Vader, nu is het mijn beurt om het eens te proberen!"
De twee andere broers begonnen te lachen. "Hoor hem!" zeiden ze. "Doedelzakje die de geiten laat dansen! Jij bent nog lomper dan het paard van Christus en dat was een ezel! Waarom zou jij erin slagen om in het dorp iets te verkopen, terwijl wij dat niet konden?"
Maar de vader zei: "Slechter dan jullie kan het hem niet vergaan." En hij stuurde de jongste naar het dorp met een mand druiven. Ook de jongste zoon kwam onderweg het oude vrouwtje tegen. Het was het vrouwtje dat hem de doedelzak had geschonken, maar hij herkende haar niet.
"Wel, jongeman," vroeg ze vriendelijk, "en wat ga jij verkopen in het dorp?"
"Druiven!" zei de jongen opgewekt. "Wil je een trosje proeven?"
"Nee, dankjewel," zei het vrouwtje met een glimlach. "Maar druiven zullen het zijn, veel meer dan je denkt!"
Toen de jongen in het dorp aan kwam, waren zijn druiven meteen een klinkend succes. En ze bleven maar komen, ze bleven maar komen! Hoe meer hij er verkocht, hoe meer er in de mand bleken te zitten! Op den duur had hij zoveel centen bij elkaar, dat hij twee grote leren zakken nodig had, waarin hij het geld werkelijk moest opstampen om ze dicht te kunnen maken!
Toen de avond begon te vallen, ging hij doodmoe maar zo blij als een kind terug naar huis. Zijn vader en zijn twee broers keken vol verbazing naar de mand met druiven, die nog steeds vol was.
De twee broers begonnen te lachen als gekken. "Niet één druif heeft ons Doedelzakje verkocht!" riepen ze. "Niet één!"
De jongste zoon legde zwijgend de zakken met geld op de tafel en zei bescheiden: "Dit is de opbrengst van de verkoop. De zakken zitten zo barstensvol dat ze nauwelijks open te krijgen zijn."
Zijn broers keken de jongste ongelovig aan en de oudste zei: "Dan zetten we er toch even het mes in?"
"Ik heb een beter idee!" zei de jongste. En hij pakte zijn doedelzak en begon te spelen. Een voor een kwamen de geldstukken uit de leren zakken tevoorschijn. Ze buitelden vrolijk over de tafel en rolden op de vloer, zilverstukken en goudstukken door elkaar. En de jongste bleef maar blazen, bleef maar blazen.
Ondertussen hadden de vader en de twee broers evenmin kunnen weerstaan aan de muziek en ze huppelden tegen heug en meug en nogal opgelaten door de kamer.
Toen het laatste geldstuk tinkelend op de vloer was gevallen, hield de jongste zoon op met spelen.
De vader en de twee broers zaten op de vloer naar lucht te happen als vissen op het droge.
"We zijn rijk!" stamelde de vader met het beetje adem dat hij nog had.
De jongste keek de drie dansers meewarig aan en zei: "Ik heb zelden zo'n drie onnozele schapen zien dansen!"
De twee broers kregen een rood hoofd van verlegenheid en sinds die dag bespotten ze de jongste niet meer!
Meer legendes en verhalen klik HIER