Tabarca is een klein eiland voor de Spaanse kust op ongeveer 10 kilometers ten zuidoosten van de badplaats Santa Pola. Het is ongeveer 2 km lang en het heeft een maximale breedte van 400 meter. Het eilandje is het kleinst bewoonde eiland van Spanje. Ongeveer 100 vaste bewoners bevolken het eiland maar tijdens de zomermaanden kan het er erg druk zijn door de toeristen die er een bootuitstapje naartoe maken om er te zonnen en te snorkelen.
Nog tot eind 18e eeuw was het eiland, toen
noemde het nog Isla Plana (Vlak eiland), een toevluchtsoort voor piraten.
Regelmatig overvielen ze de kustplaatsen tussen Alicante en Torrevieja. Om de zeerovers te weren heeft de Spaanse
koning Karel III het eiland doen bevolken met 300 Genuese krijgsgevangenen die
vastgehouden werden op het Tunesische eiland Tabarka. Volgens andere bronnen
waren het zeilers uit de Tunesische stad 'Tabarca' die in 1760 schipbreuk leden bij het
eiland. Ze werden gered en kregen huisvesting op het eiland.
Karel III bouwde op het eiland een fort met verdedigingsmuren en toegangspoorten De bouwmaterialen werden gehaald op het eilandje “Islote la Cantera”, een eilandje vlakbij het dorp en bevolkte het fort met een groepje Spaanse soldaten. Daarna werd het eiland in 1768 omgedoopt tot Nueva Tabarca. Het eiland werd gebruikt als vesting tegen de Islamitische Berbers uit Noord-Afrika. De nieuwe bevolking bouwde het dorp verder uit volgens een rechthoekig stratenpatroon. Het werd door nog meer verdedigingsmuren omgeven, waarvan delen nu nog te zien zijn evenals de twee oude toegangspoorten.
De San José verdedigingstoren werd gebouwd in 1789. Het gebouw werd in de 19e eeuw gebruikt als een Spaanse staatsgevangenis. Hier zie je nog steeds de cactushaag die ontsnappen uit de gevangenis onmogelijk moest maken. In 1769 was er al een kleine kapel op het eiland die naar een kerk werd uitgebreid in 1771 en werd gezegend als “Iglesia de San Pedro y San Pablo”. De constructie was pas voltooid in 1779. De kerk werd uitgeroepen als Cultureel Belang in 1964 samen met de rest van het eiland. Rond 2007 werd de kerk gerestaureerd.
Op het oosten van het eiland zie je de vuurtoren uit 1854 met de oude begraafplaats.
Karel III bouwde op het eiland een fort met verdedigingsmuren en toegangspoorten De bouwmaterialen werden gehaald op het eilandje “Islote la Cantera”, een eilandje vlakbij het dorp en bevolkte het fort met een groepje Spaanse soldaten. Daarna werd het eiland in 1768 omgedoopt tot Nueva Tabarca. Het eiland werd gebruikt als vesting tegen de Islamitische Berbers uit Noord-Afrika. De nieuwe bevolking bouwde het dorp verder uit volgens een rechthoekig stratenpatroon. Het werd door nog meer verdedigingsmuren omgeven, waarvan delen nu nog te zien zijn evenals de twee oude toegangspoorten.
De San José verdedigingstoren werd gebouwd in 1789. Het gebouw werd in de 19e eeuw gebruikt als een Spaanse staatsgevangenis. Hier zie je nog steeds de cactushaag die ontsnappen uit de gevangenis onmogelijk moest maken. In 1769 was er al een kleine kapel op het eiland die naar een kerk werd uitgebreid in 1771 en werd gezegend als “Iglesia de San Pedro y San Pablo”. De constructie was pas voltooid in 1779. De kerk werd uitgeroepen als Cultureel Belang in 1964 samen met de rest van het eiland. Rond 2007 werd de kerk gerestaureerd.
Op het oosten van het eiland zie je de vuurtoren uit 1854 met de oude begraafplaats.
Vanaf de havens van Alicante tot Torrevieja
varen regelmatig boten naar Tabarca. Met de catamaran met glazen bodem kan je
de prachtige fauna en flora bewonderen rond het eiland Tabarca. Een mooi zicht op
het eiland Tabarca heb je vanaf de kliffen aan de vuurtoren “Faro del Cabo” in
Santa Pola. Je kan deze bereiken via de N-332 halverwege Santa Pola en Gran
Alacant. Recent plaatsen de stad op het uitkijkpunt enkele metalen bruggen
zodat je tot op de rand van de kliffen kan geraken.
De Legende van de zeewolf Marí:
Aan de zuidkant van Tabarca is een grot die
honderden meter onder het eiland door loopt. Het is een prachtige grot met oude
stalactieten en gaten in de rotswand waar zeemeeuwen hun nest bouwen. Het
zeewater loopt in deze grot zodat kleine bootjes de grot in kunnen varen. Deze
grot heet "La Cova del Llop Marí", de grot van de zeewolf Marí. De
inwoners van het eiland vertellen dat de zeewolf Marí een
grote en
boosaardige vis is en in zijn bek staan
scherpe tanden van verschillende maten en vormen. Reeds verschillende keren vaarden
de inwoners van Tabarca bij nacht met kleine bootjes de grot binnen om de zeewolf Mari in zijn slaap
te vangen, maar dat is hen tot op heden nog nooit gelukt. In de late negentiende eeuw werd de grot bezocht door twee enorme zeeleeuwen. Het koppeltje schuilden voor de geboorte van hun eerste jong. Maar de eilandbewoners vonden dat een invasie en een bedreiging, omdat de zeeleeuwen alle vis zou doden en opeten zodat ze niets meer zouden vangen in hun netten. Ze wachtte op een nacht met volle maan en vaarden met bootjes de grot in op jacht naar de twee zeeleeuwen. Ze vingen het paar bij verrassing. Het wijfje van de zeewolf werd met een harpoen gedood en het jong werd dood geboren. Het mannetje werd ernstig gewond en huilde van pijn en verdriet over de dood van zijn vrouw en jong. Het mannetje huilde drie dagen zo hard dat de trommelvliezen van de bange eilandbewoners pijn deden. De zeewolf Marí beschermde en troostte het mannetje maar na drie dagen stierf de zeeleeuw van verdriet en aan zijn verwondingen. De bewoners van Tabarca beweren dat zijn lijk nog steeds in de diepte van de grot ligt. Telkens, tijdens de nacht met volle maan, stijgt uit de grot nog steeds het klaaglijk geween van de zeewolf Mari wat te horen is tot in Santa Pola. Tijdens deze nachten is er op de zeebodem een processie van alle vissoorten die hier voorkomen en op de bodem van de grot vormen de algen, sponzen, en koralen een tapijt voor de begrafenisstoet ter ere van die grote zeeleeuw die stierf van eenzaamheid en verlangen naar zijn gedode vrouw en jong....
Wim Kuyps
Artikel verschenen in de Costakrant van 27 mei 2016