De Palmeral van Elche of Palmboomgaard van Elche is de benaming voor een stelsel van geïrrigeerde dadelpalmboomgaarden dat in 2000 is opgenomen in de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Tegenwoordig telt het stedelijke gebied van Elche een totaal van 97 verschillende boomgaarden met ongeveer 70.000 dadelpalmen, grotendeels op de oostelijke oever van de Vinalopó. Bij dit aantal zijn de grote plantages rondom het stedelijk gebied niet inbegrepen. Als deze plantages wel worden meegeteld dan is het totaal ongeveer 200.000 dadelpalmbomen.
De eerste dadelpalmen in Elche zijn al in de 5e eeuw voor Christus geplant door Carthagers die zich hier vestigden. De Romeinen introduceerden de eerste vormen van agrarisch waterbeheer. In de Moorse periode werd de stad Elche verplaatst van zijn Romeinse locatie naar de huidige locatie, 7 km verder. De Moren ontwikkelden een ingenieus irrigatiesysteem, gebruikmakend van het water van de Vinalopórivier. Dit irrigatiesysteem wordt, nagenoeg onveranderd, nog steeds gebruikt.
In de 14e eeuw, na de herovering van het Iberisch Schiereiland door christelijke koninkrijken, ontwikkelde zich in Elche de ambachtelijke verwerking van gedroogde en geweven palmbladeren die werden gebruikt al decoratie bij de religieuze processies op Palmzondag. Ook vonden er in de 17e eeuw enkele verbeteringen plaats in het waterbeheer, zoals de aanleg van een dam in de Vinalopó, 6 km stroomopwaarts van Elche, waarmee de watertoevoer van het irrigatiesysteem werd verbeterd.
Met de groei van de stad in de 17e eeuw werd een deel van de palmen gerooid. Dit proces werd versneld door de industriële revolutie en de komst van de spoorweg in de 19e eeuw. De agrarische functie van de palmeral ging geleidelijk aan verloren. Halverwege de 20e eeuw was de dadeloogst (in november-december) nog slechts een marginale activiteit en voornamelijk bedoeld voor eigen gebruik of voor beperkte lokale consumptie.
De overgebleven economische betekenis bestaat voornamelijk uit de productie van "witte palmen": natuurlijk gebleekte palmbladeren die ambachtelijk worden verwerkt als decoratie en voor gebruik tijdens de processies op Palmzondag in heel Spanje.
In de jaren twintig werd de dreiging van het verdwijnen van de palmboomgaarden erkend en in de jaren dertig volgden de eerste pogingen de overgebleven boomgaarden wettelijke bescherming te geven.
In 2000 werd de Palmeral van Elche opgenomen in de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Bron Wikipedia
Tegenwoordig telt het stedelijke gebied van Elche een totaal van 97 verschillende boomgaarden met ongeveer 70.000 dadelpalmen, grotendeels op de oostelijke oever van de Vinalopó. Bij dit aantal zijn de grote plantages rondom het stedelijk gebied niet inbegrepen. Als deze plantages wel worden meegeteld dan is het totaal ongeveer 200.000 dadelpalmbomen.
De eerste dadelpalmen in Elche zijn al in de 5e eeuw voor Christus geplant door Carthagers die zich hier vestigden. De Romeinen introduceerden de eerste vormen van agrarisch waterbeheer. In de Moorse periode werd de stad Elche verplaatst van zijn Romeinse locatie naar de huidige locatie, 7 km verder. De Moren ontwikkelden een ingenieus irrigatiesysteem, gebruikmakend van het water van de Vinalopórivier. Dit irrigatiesysteem wordt, nagenoeg onveranderd, nog steeds gebruikt.
In de 14e eeuw, na de herovering van het Iberisch Schiereiland door christelijke koninkrijken, ontwikkelde zich in Elche de ambachtelijke verwerking van gedroogde en geweven palmbladeren die werden gebruikt al decoratie bij de religieuze processies op Palmzondag. Ook vonden er in de 17e eeuw enkele verbeteringen plaats in het waterbeheer, zoals de aanleg van een dam in de Vinalopó, 6 km stroomopwaarts van Elche, waarmee de watertoevoer van het irrigatiesysteem werd verbeterd.
Met de groei van de stad in de 17e eeuw werd een deel van de palmen gerooid. Dit proces werd versneld door de industriële revolutie en de komst van de spoorweg in de 19e eeuw. De agrarische functie van de palmeral ging geleidelijk aan verloren. Halverwege de 20e eeuw was de dadeloogst (in november-december) nog slechts een marginale activiteit en voornamelijk bedoeld voor eigen gebruik of voor beperkte lokale consumptie.
De overgebleven economische betekenis bestaat voornamelijk uit de productie van "witte palmen": natuurlijk gebleekte palmbladeren die ambachtelijk worden verwerkt als decoratie en voor gebruik tijdens de processies op Palmzondag in heel Spanje.
In de jaren twintig werd de dreiging van het verdwijnen van de palmboomgaarden erkend en in de jaren dertig volgden de eerste pogingen de overgebleven boomgaarden wettelijke bescherming te geven.
In 2000 werd de Palmeral van Elche opgenomen in de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Bron Wikipedia