De Legende:
In het zuiden van Tabarca is een grot die honderden meter onder het eiland door loopt. Het is een fantastisch uitziende grot met stalactieten die aan het plafond hangen en hier en daar zijn er holen waar de meeuwen hun nest bouwen. Het zeewater loopt in deze grot zodat kleine bootjes de grot in kunnen varen. Deze grot heet "La Cova del Llop Marí", de grot van de zeewolf Mari, de inwoners van het eiland zeggen dat het een grote en woeste vis is en zijn mond is gewapend met tanden van verschillende maten en vormen. Profiterend van de duisternis van de nacht, durven de inwoners van Tabarca de grot intrekken om de zeewolf Llop Mari, in hun netten te vangen wat hun echter nooit gelukt is.
In de late negentiende eeuw werd de grot echter bezocht door twee enorme zeeleeuwen. Ze schuilden voor de geboorte van hun eerste jong. Maar de eilandbewoners vonden dat een invasie en een bedreiging, omdat de zeeleeuwen alle vis zou doden en opeten zodat ze niets meer zouden vangen in hun netten. Ze wachtte op een nacht met volle maan en vingen het paar bij verrassing. Het wijfje van de zeewolf werd gedood en het jong werd dood geboren. Het mannetje werd ernstig gewond en huilde van verdriet over de dood van zijn vrouw en jong. Het mannetje huilde drie dagen van pijn en woede zo hard dat het de trommelvliezen van de bange eilandbewoners doorboorde. Na drie dagen stierf de zeeleeuw aan zijn verdriet en verwondingen. De bewoners van Tabarca beweren dat zijn lijk nog in de diepte van de grot ligt en tijdens de volle maan stijgt uit de grot nog steeds een klaaglijk geween van de zeewolf Mari welk te horen is tot in Santa Pola. Tijdens deze nachten is er op de zeebodem een processie van alle vissoorten die hier voorkomen en op de bodem van de grot vormen de algen, sponzen, en koralen een tapijd voor de begrafenisstoet ter ere van die grote zeeleeuw die stierf van eenzaamheid verlangend naar zijn gedode vrouw en jong....
Het eiland Tabarca.
Tabarca is een klein eiland dat zich voor de Spaanse kust bevindt op enkele kilometers van de plaats Santa Pola. Het eiland maakt deel uit van de provincie Alicante. Het is 1800 meter lang en het heeft een maximale breedte van 400 meter. De maximale hoogte bedraagt 15 meter. In de onmiddellijke omgeving ervan liggen een aantal kleinere, onbewoonde, eilanden en klippen.
Het eiland is lange tijd een eldorado voor piraten geweest. De Spaanse koning Karel III heeft het eiland echter doen bevolken met 300 Genuese voormalige krijgsgevangenen, die vastgehouden werden op het Tunesische eiland Tabarka. Deze werden daartoe vrijgekocht. Daarop werd het eiland in 1768 omgedoopt tot Nueva Tabarca. Voorheen heette het ook Isla Plana (Vlak eiland).
Het eiland werd gebruikt als vesting tegen de Berbers in Noord-Afrika. Het door de Genuezen te bevolken dorpje werd gebouwd volgens een rechthoekig stratenpatroon, overeenkomstig de denkbeelden van de Renaissance en de Verlichting. Het werd door verdedigingsmuren omgeven, die ook nu nog te bewonderen zijn, inclusief de twee poorten. De bouwmaterialen werden gewonnen op het Islote la Cantera, een onbewoond eilandje vlakbij het dorp.
De Petrus- en Pauluskerk (Iglesia de San Pedro y San Pablo) werd in 2007 gerestaureerd.
De Verdedigingstoren van San José werd gebouwd in 1789. Het is het meest opvallende gebouw buiten het stadje. In de 19e eeuw werd het gebruikt als een staatsgevangenis. Hieruit ontsnappen was moeilijk, ook al omdat het gebouw omringd was door een vierkante haag van cactussen, die deels nog intact is.
Verder nog naar het oosten bevindt zich de vuurtoren uit 1854. Op de uiterste oostpunt bevindt zich de begraafplaats. Omstreeks 1850 verloor het eiland zijn militaire betekenis. De bevolking kromp in tot 50 zielen in de wintertijd. Deze mensen leefden van de visserij. De geschiedenis en cultuur van het eiland worden gepresenteerd in het Museo Nueva Tabarca.
Bron: Wikipedia
In het zuiden van Tabarca is een grot die honderden meter onder het eiland door loopt. Het is een fantastisch uitziende grot met stalactieten die aan het plafond hangen en hier en daar zijn er holen waar de meeuwen hun nest bouwen. Het zeewater loopt in deze grot zodat kleine bootjes de grot in kunnen varen. Deze grot heet "La Cova del Llop Marí", de grot van de zeewolf Mari, de inwoners van het eiland zeggen dat het een grote en woeste vis is en zijn mond is gewapend met tanden van verschillende maten en vormen. Profiterend van de duisternis van de nacht, durven de inwoners van Tabarca de grot intrekken om de zeewolf Llop Mari, in hun netten te vangen wat hun echter nooit gelukt is.
In de late negentiende eeuw werd de grot echter bezocht door twee enorme zeeleeuwen. Ze schuilden voor de geboorte van hun eerste jong. Maar de eilandbewoners vonden dat een invasie en een bedreiging, omdat de zeeleeuwen alle vis zou doden en opeten zodat ze niets meer zouden vangen in hun netten. Ze wachtte op een nacht met volle maan en vingen het paar bij verrassing. Het wijfje van de zeewolf werd gedood en het jong werd dood geboren. Het mannetje werd ernstig gewond en huilde van verdriet over de dood van zijn vrouw en jong. Het mannetje huilde drie dagen van pijn en woede zo hard dat het de trommelvliezen van de bange eilandbewoners doorboorde. Na drie dagen stierf de zeeleeuw aan zijn verdriet en verwondingen. De bewoners van Tabarca beweren dat zijn lijk nog in de diepte van de grot ligt en tijdens de volle maan stijgt uit de grot nog steeds een klaaglijk geween van de zeewolf Mari welk te horen is tot in Santa Pola. Tijdens deze nachten is er op de zeebodem een processie van alle vissoorten die hier voorkomen en op de bodem van de grot vormen de algen, sponzen, en koralen een tapijd voor de begrafenisstoet ter ere van die grote zeeleeuw die stierf van eenzaamheid verlangend naar zijn gedode vrouw en jong....
Tabarca is een klein eiland dat zich voor de Spaanse kust bevindt op enkele kilometers van de plaats Santa Pola. Het eiland maakt deel uit van de provincie Alicante. Het is 1800 meter lang en het heeft een maximale breedte van 400 meter. De maximale hoogte bedraagt 15 meter. In de onmiddellijke omgeving ervan liggen een aantal kleinere, onbewoonde, eilanden en klippen.
Het eiland is lange tijd een eldorado voor piraten geweest. De Spaanse koning Karel III heeft het eiland echter doen bevolken met 300 Genuese voormalige krijgsgevangenen, die vastgehouden werden op het Tunesische eiland Tabarka. Deze werden daartoe vrijgekocht. Daarop werd het eiland in 1768 omgedoopt tot Nueva Tabarca. Voorheen heette het ook Isla Plana (Vlak eiland).
Het eiland werd gebruikt als vesting tegen de Berbers in Noord-Afrika. Het door de Genuezen te bevolken dorpje werd gebouwd volgens een rechthoekig stratenpatroon, overeenkomstig de denkbeelden van de Renaissance en de Verlichting. Het werd door verdedigingsmuren omgeven, die ook nu nog te bewonderen zijn, inclusief de twee poorten. De bouwmaterialen werden gewonnen op het Islote la Cantera, een onbewoond eilandje vlakbij het dorp.
De Petrus- en Pauluskerk (Iglesia de San Pedro y San Pablo) werd in 2007 gerestaureerd.
De Verdedigingstoren van San José werd gebouwd in 1789. Het is het meest opvallende gebouw buiten het stadje. In de 19e eeuw werd het gebruikt als een staatsgevangenis. Hieruit ontsnappen was moeilijk, ook al omdat het gebouw omringd was door een vierkante haag van cactussen, die deels nog intact is.
Verder nog naar het oosten bevindt zich de vuurtoren uit 1854. Op de uiterste oostpunt bevindt zich de begraafplaats. Omstreeks 1850 verloor het eiland zijn militaire betekenis. De bevolking kromp in tot 50 zielen in de wintertijd. Deze mensen leefden van de visserij. De geschiedenis en cultuur van het eiland worden gepresenteerd in het Museo Nueva Tabarca.
Bron: Wikipedia